Binnen TOGB is medisch beleid geformuleerd waarbinnen sporter gedurende hun hele voetbalcarrière bij TOGB op professionele wijze begeleid worden. We stimuleren onze trainers in het vroegtijdig constateren van problemen of afwijkingen zodat tijdig de juiste begeleiding geboden kan worden.
Hiervoor worden verschillende middelen ingezet zoals het sportspreekuur, krachthonk, stabiliteitstests, mobiliteitschecks, looptrainingen, conditietesten, gestandaardiseerde warming-up, core-stability protocol en het rekschema. Allemaal vertrekkend vanuit één gedachte: zorgen dat iedereen plezier kan hebben én kan blijven houden in het spelletje.
Het medisch beleid van TOGB bestaat uit 4 pijlers:
Zodra een gewricht vrij is in zijn mogelijkheden ben je dat ook in het halen van je prestaties en op termijn topprestaties. Vandaar dat we bij aanvang van elk seizoen de belangrijke gewrichten bij de spelers van de hoogste selectieteams testen op mobiliteit middels een mobiliteitscheck. Dit is een soort lichamelijke APK voor gewrichtsfuncties.
Als bij deze check blijkt dat een gewricht niet zijn volledige mobiliteit haalt geven we een advies op maat. Bij kleine functiestoornissen proberen we gelijk met manuele verrichtingen in te grijpen. Wanneer de stoornissen complexer zijn wordt geadviseerd een afspraak te maken bij de fysiotherapeut. De spelers waarbij een functiestoornis geconstateerd is, worden later in het seizoen opnieuw uitgenodigd voor een mobiliteitscheck ter evaluatie. Wanneer trainers hier spelers aan willen toevoegen is hier altijd ruimte voor.
Hierop aansluitend hebben we een rekschema ontwikkeld waar rekoefeningen op staan afgebeeld. Via dit schema kunnen de sporters voor elke training zelf evalueren of de mobiliteit van de gewrichten op orde is. Deze oefeningen zijn natuurlijk ook preventief een goed middel voor het behouden van een goede functie van de gewrichten. Het schema is te vinden in het krachthonk van de sporthal en in kleedkamer 1.
Binnen de fysiotherapie wordt steeds meer onderzoek gedaan naar het voorkomen (preventie) van blessures. Het middel wat wij inzetten voor het inschatten van risico’s op blessures is J-Forces. Een eenvoudige sprongtest op het sportveld geeft een eerste grove indicatie of iemand een verhoogd risico kan lopen voor het ontwikkelen van letsel. Voor deze groep bestaat de mogelijkheid om dit risico verder te analyseren. Met behulp van specifieke apparatuur en meetinstrumenten maken we een risicoanalyse. Met een oefenprogramma proberen we het risico op blessures zo minimaal mogelijk te maken, dit meten we met een hertest.
Verschillende oefeningen uit het oefenprogramma zijn in de gestandaardiseerde warming-up verwerkt zodat iedere speler werkt aan zijn rompbalans en het voorkomen van blessures. Wanneer een trainer met zijn team meer aandacht wilt besteden aan het verbeteren van de rompstabiliteit hebben wij een core-stability protocol ontwikkeld welke kan dienen als richtlijn in het opbouwen.
Om een wedstrijd helemaal uit te spelen heeft een voetballer een goede conditie nodig. Doordat sprints, duels, versnellingen, sprongen, slidings, etc. elkaar in hoog tempo afwisselen mag de conditie niet tekort schieten. Bij een slechte conditie zal de kwaliteit van de genoemde handelingen gedurende de wedstrijd snel afnemen. Daarnaast zal de stabiliteit van de romp en de gewrichten rond de romp minder goed worden, waardoor de kwaliteit van bewegen kan verslechteren en de kans op blessures groter wordt.
Om dit bij de sporters te testen maken we gebruik van de ‘shuttle run test’, ook wel de ‘piepjestest’. Per leeftijdsafdeling dient iedere sporter aan een bepaald niveau te voldoen. Als uit de test blijkt dat het niveau wat behaald is niet voldoet aan de norm, kan conditietraining worden ingezet.
Hardlopen is een beweging die telkens op dezelfde wijze talloze malen herhaald wordt. Bij een training over een afstand van 5 km zul je ongeveer 4000 looppassen maken. Dat betekent ook ongeveer 4000 landingen, waarbij je krachten van 2 tot 3 maal het lichaamsgewicht moet opvangen. Het is dus begrijpelijk dat (kleine) fouten in je looptechniek grote gevolgen kunnen hebben.
Er wordt gewerkt aan verschillende aspecten van het lopen zoals de voetafwikkeling, de armacties en de romphouding. Daarnaast wordt gewerkt aan de sprongkracht en de lichaamscoördinatie bij het neerkomen van de voet. Het verschil tussen het duurlooptempo en de sprint, tempowisselingen met verschillende looptechnieken, komen ook in de training aan bod.